Kinderopvangtoeslag

De Wet kinderopvang gaat uit van financiering van formele kinderopvang door ouders, werkgevers en de overheid. Vanaf 2007 betalen werkgevers verplicht mee aan de kosten van kinderopvang. Deze bijdrage is onafhankelijk van het inkomen van de ouders. Zowel de werkgeversbijdrage als de inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid worden sinds 2007 door de Belastingdienst via de kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Voorwaarde hierbij is dat zowel de aanvrager als de eventuele toeslagpartner allebei werken, een opleiding volgen of aan een inburgerings- of re-integratietraject meedoen.

De gegevens over de uitgekeerde toeslagen kinderopvang zijn afkomstig van de Belastingdienst. De hoogte van de toeslag hangt af van de opvangkosten en het inkomen van de ouders in het betreffende jaar. De gegevens over 2016 zijn voorlopig. De Belastingdienst kan de toeslag nog bijstellen, bijvoorbeeld bij de definitieve vaststelling van het inkomen. Voor eerdere verslagjaren betreft het definitieve gegevens, waarvoor geldt dat deze bijstellingen zijn verwerkt. Voor de verschillende vormen van formele opvang gelden maximum uurtarieven. Eventueel hogere kosten moeten door de ouder(s) zelf gedragen worden en vallen buiten de hier gepresenteerde uitkomsten.

De afgelopen jaren is de regelgeving omtrent de kinderopvangtoeslag diverse keren gewijzigd. Vanaf 2012 is het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd bijvoorbeeld afhankelijk van het aantal werkzame uren van de minst werkende ouder. Daarnaast is de ouderbijdrage vanaf 2009 verhoogd. Ouders met een gezamenlijk verzamelinkomen vanaf 118 189 euro en met één kind in de opvang ontvingen in 2013 helemaal geen toeslag. Vanaf 2014 is de regeling weer wat verruimd, met name voor de midden- en hoge inkomensgroepen, waardoor alle ouders die aan bovengenoemde voorwaarden voldoen weer in aanmerking komen voor toeslag. In 2016 is de regeling nogmaals verruimd, ditmaal voor alle ouders.