Speciaal onderwijs

Tot augustus 1998 was het speciaal onderwijs geregeld in drie wetten: de Wet op het Basisonderwijs (WBO), de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Interimwet Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs (ISOVSO).

Vanaf 1 augustus 1998 zijn de WBO en ISOVSO niet meer van kracht en is het speciaal onderwijs geregeld in twee nieuwe wetten: de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC).

De WPO regelt het basisonderwijs zoals opgenomen in de WBO én het speciaal basisonderwijs dat bestaat uit het voormalige so-lom, het voormalige so-mlk en het voormalige so-iobk (voor zover verbonden aan scholen voor so-lom of so-mlk). Het voormalige vso-lom en vso-mlk vallen vanaf augustus 1998 onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO).

De WEC regelt het onderwijs voor alle overige schoolsoorten die onder de ISOVSO vielen. Bij deze speciale scholen (tot voor kort ook wel expertisecentra genoemd) wordt de opleiding aan kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden alleen aangeboden op het 'niveau' van het basisonderwijs. De andere opleidingen worden ook aangeboden als voortgezet onderwijs.

Vanaf 1 augustus 2003 zijn de kinderen op de speciale scholen onderverdeeld in vier clusters:

  • Cluster 1 omvat scholen voor visueel gehandicapte kinderen, of meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap

  • Cluster 2 omvat scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, of meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps.

  • Cluster 3 omvat scholen voor lichamelijk gehandicapte kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, of meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps.

  • Cluster 4 omvat scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap en onderwijs aan kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.