WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MJZ)

Wat behelst het onderzoek

Doel

Doel van het onderzoek is het geven van een overzicht van de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit in een doorsnee onderzoeksgroep van Nederlandse adolescenten. Tevens wordt ingegaan op de risico- en beschermende factoren die samenhangen met delinquentie in de adolescentieperiode.

Onderstaande beknopte beschrijving gaat specifiek in op de methode die wordt gebruikt voor de MJZ uit 2015. Deze wordt op enkele punten vergeleken met eerdere metingen.

Doelpopulatie

De doelpopulatie betreft in 2005 en 2010 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar. Vanaf 2015 betreft het jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 22 jaar die legaal in Nederland verblijven.

Statistische eenheid

Personen

Aanvang onderzoek

Het onderzoek is gestart in 1986, maar de publicatie op Jeugdmonitor gaat over de onderzoeken vanaf 2005.

Frequentie

Vanaf 2005 vindt het onderzoek om de vijf jaar plaats.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Voor dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van een steekproef. De jongeren in de steekproef krijgen een vragenlijst voorgelegd die ingaat op delicten die in het voorgaande jaar zijn gepleegd.

Waarnemingsmethode

De jongeren zijn in de periode van januari tot en met juni 2015 benaderd en in een een-op-eensituatie (zo veel als mogelijk thuis) geënquêteerd. Dit betekent dat de 12 maandsprevalentie van zelf gerapporteerd daderschap zoals in dit rapport is gepresenteerd betrekking kan hebben op de periode januari 2014 tot en met juni 2015. Het veldwerk voor deze meting is door CBS uitgevoerd. De werkwijze van het veldwerk is in grote lijnen vergelijkbaar met die tijdens eerdere metingen. Deelname aan het onderzoek was op vrijwillige basis. Er is een intensieve benaderingsstrategie gebruikt waarbij jongeren (en voor de 16-minners ook hun ouders) eerst per brief op de hoogte werden gebracht van het onderzoek. Vervolgens werd telefonisch een afspraak gemaakt. Indien dat niet lukte, is geprobeerd aan huis de jongeren te benaderen. In het totaal zijn maximaal 7 benaderpogingen ondernomen en zijn jongeren die in eerste instantie weigerden na enkele weken herbenaderd. De vragenlijst is met een computer afgenomen, de zogenoemde Computer Assisted Personal Interviewing (CAPI) methode. Voor delictvragen is gebruik gemaakt van de Computer Assisted Self Interviewing (CASI)methode. Hierbij krijgt de jongere zelf de laptop en vult hij de vragen in zonder dat de interviewer meekijkt.

Steekproefomvang

De doelpopulatie van de MZJ 2015 betreft jongeren in de leeftijd 10 tot en met 22 jaar die legaal in Nederland verblijven. Het steekproefkader is de gemeentelijke basisadministratie (GBA). In de GBA staan in principe alle in Nederland legaal verblijvende burgers geregistreerd, inclusief naam, adres en woonplaats en achtergrondkenmerken zoals geboortedatum en geboorteland. De GBA biedt de mogelijkheid om een landelijke steekproef te trekken en daarbij te stratificeren naar bijvoorbeeld leeftijd en/of herkomst. In 2015 is gekozen voor een gestratificeerde steekproef waarbij de strata zijn ingedeeld naar leeftijd en herkomst. Verder is evenals in de voorgaande meting gekozen voor een oversampling van de vier grote minderheidsgroepen en van twaalfminners. Per stratum zijn vervolgens de adressen van de jongeren willekeurig geselecteerd. Voor de MZJ 2015 zijn 5 342 jeugdigen in de leeftijd 10 tot en met 22 jaar geselecteerd uit de GBA. De strata waarbinnen is geselecteerd zijn herkomstgroep x leeftijdsgroep. De adressen van de jongeren zijn in december 2014 bij de gemeenten opgevraagd en voor de herbenadering opnieuw in mei 2015.

Van de 5 342 jongeren in de bruto steekproef zijn uiteindelijk 3 188 jongeren geïnterviewd. De respons voor de totale groep 10 tot en met 22 jaar is daarmee 59,7%. De respons onder 10- tot en met 17-jarigen is 61,7 procent en bij de 18- tot en met 22-jarigen 55,9 procent. Er is een aantal verschillen tussen de MZJ 2015 en eerdere metingen. De doelpopulatie van de eerdere metingen betrof Nederlandse jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar. Die doelgroep is nu uitgebreid naar jongeren tot en met 22 jaar. In 2005 en 2010 is een tweetraps gestratificeerde steekproef getrokken. In de eerste trap zijn willekeurig 30 gemeenten in Nederland geselecteerd. Inde tweede trap werden de jongeren in deze gemeenten ingedeeld in strata naar leeftijd en herkomst. Vervolgens zijn de adressen van de jongeren willekeurig geselecteerd. De reden om eerst gemeenten te selecteren betrof de beperkingen van de spreiding van het veldwerkapparaat. Deze beperking was in 2015 niet meer aan de orde. Beide vormen van steekproeftrekking worden als equivalent van elkaar beschouwd (Engelen e.a., 2015).

De totale netto steekproef bestond in 2005 uit 1 460 jongeren (respons van 68 procent) en in 2010 uit 3 030 jongeren (respons van 68,5 procent).

Weging

Er is een wegingsfactor gebruikt om een onderzoeksgroep te krijgen die op een aantal achtergrondkenmerken representatief is voor Nederlandse jongeren in de leeftijd 10 tot en met 22 jaar. De oversampling van twaalfminners, jongeren uit de vier grote minderheidsgroepen en de non-respons zorgen ervoor dat een ongewogen onderzoeksgroep afwijkt van de normale populatie. De onderzoeksgroep is na afloop op de kenmerken sekse, leeftijd, opleidingsniveau, stedelijkheidsgraad, landsdeel en herkomstgroep herwogen zodat de gegevens representatief zijn voor de Nederlandse jongeren in de doelgroep. Om de groep te wegen is gebruik gemaakt van het programma Bascula (Verburg, 2011). Omdat ook de non-respons op de genoemde achtergrondkenmerken niet selectief is, zijn de bevindingen goed generaliseerbaar naar de populatie van jongeren in de leeftijd 10 tot en met 17 jaar (2005, 2010) en 10 tot en met 22 jaar (2015). Voor alle drie de metingen blijkt een lichte ondervertegenwoordiging van jongeren van Turkse en van Marokkaanse herkomst met responspercentages van ca. 50%. De ondervertegenwoordiging is klein waardoor gesteld kan worden dat de respons voor de totale groep nauwelijks selectief is.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Het onderzoek wordt sinds 1986 uitgevoerd. De metingen die in die jaren zijn uitgevoerd, verschillen in de wijze waarop de onderzoeksgroep is vastgesteld en de vragenlijst die is gebruikt. Het is daarom niet mogelijk om harde conclusies te trekken over verschillen of overeenkomsten tussen de metingen.